Heft Op Uw Hoofden, Poorten Wijd
1.Heft op uw hoofden, poorten wijd!
Wie is het, die hier binnen rijdt?
Begroet Hem, Heer der heerlijkheid
en Heiland vol barmhartigheid!
Hij geeft de wereld ‘t leven weer.
Juicht blijde, zingt uw God ter eer,
looft Hem, die sterk van daad
de deuren binnen gaat.
2.Rechtvaardigheid is zijn bestel,
zachtmoedigheid zijn metgezel.
Hij draagt een kroon van heiligheid,
een scepter van barmhartigheid.
Hij maakt ons vrij, de angst verdwijnt,
Juicht, nu die Heiland ons verschijnt;
door Hem geschiedt Gods raad,
zijn heerschappij bestaat!
3.Gezegend was het land, de stad,
waar deze Koning binnentrad.
Gezegend ‘t hart, dat openstaat
en Hem als Koning binnenlaat.
De Zonne der gerechtigheid
verblindde niet door majesteit;
maar wat in duister sliep,
ontwaakte, toen Hij riep.
4.Heft op uw hoofden, poorten wijd!
Elk hart zij Hem ter woon bereid!
De palmen van uw eerbied spreidt
de weg langs, die uw Koning rijdt.
Hij komt tot u met troost en vree
en brengt u heil en liefde mee.
Geprezen zij de Heer,
Hij geeft u ‘t leven weer!