Het ruw houten kruis
Op een heuvel ver weg, zie ‘k een ruw houten kruis,
‘t Is het beeld van schande en smart.
En ik klem m’ aan dat kruis, want daar stierf eens mijn Heer,
Om te helen gebrook’nen van hart.
Koor.
Daarom min ik dat ruw’, oude kruis,
Tot verwinnaar ‘k zal staan voor Gods troon,
Ja, ik klem m’aan dat ruw’ oude kruis,
Tot omhoog ik het ruil voor een kroon.
O dat ruw’oude kruis, door de wereld veracht
Dat heeft wond’re bekoring voor mij.
Want voor mij ook droeg Hij het naar bang Golgotha,
Om te maken van zonde mij vrij.
Van dat ruw’oude kruis vloeide ‘t reinigend bloed,
Toen mijn Jezus daar leed en stierf,
Ja ‘t was Hij, Die aan ‘t kruis, o zo wreed en zo ruw,
Mij verlossing en vrede verwierf.
Aan dat ruw’oude kruis blijf ik immer getrouw
En ik deel in zijn schande en hoon,
Want als ‘k volg, waar Hij leidt,
heeft God thuis mij bereid
Een gans schoon onverwelkbare kroon.